Home

Paragrafen

Inleiding
In het 'Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten 2004' (BBV) is de paragraaf
'financiering' voorgeschreven voor zowel de begroting als de jaarrekening. In deze paragraaf worden
de plannen, feiten en visie over financiering uiteengezet. De Wet Financiering Decentrale Overheden
(wet FIDO) schept een kader voor de treasuryfunctie, levert een bijdrage aan de kredietwaardigheid
van de openbare lichamen en bevordert de transparantie van de treasuryfunctie. Deze wet
introduceert twee instrumenten op het gebied van de treasuryfunctie:

  •  het treasurystatuut,
  •  de financieringsparagraaf.

Het treasurystatuut heeft als doel bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden te formaliseren
en expliciet vast te stellen. De gemeenteraad kan dan beter invulling geven aan zijn verordenende en
controlerende bevoegdheid.
De financieringsparagraaf heeft als doel inzicht te geven in de algemene interne en externe
ontwikkelingen die van belang zijn voor treasury en bevat informatie op het gebied van risicobeheer,
de financieringspositie en de leningen- en uitzettingenportefeuille.

Voor het verslagjaar 2022 is het vastgestelde "treasurystatuut 2019-2022" leidend.

In de financiële verordening 2019, artikel 14 van onze gemeente is bepaald dat het college een treasurystatuut vast stelt waarin de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie zijn opgenomen. Deze financiële verordening is door de raad vastgesteld in de vergadering van 10 december 2019.  In de collegevergadering van 10 december 2018 is het treasurystatuut 2019-2022 vastgesteld. Vanwege de beëindiging van de looptijd van dit treasurystatuut is het treasurystatuut in 2022 geactualiseerd. In de collegevergadering van 18 oktober 2022 is het treasurystatuut 2023-2026 vastgesteld.. In het treasurystatuut worden de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie opgenomen.
In het treasurystatuut zijn de volgende onderdelen geregeld:

  • de organisatie voor het opstellen van het treasurybeleid
  • de planning en controlcyclus
  • de organisatie van de uitvoering van de treasury-activiteiten en
  • de interne en externe controle

In overeenstemming met de financiële verordening artikel 14 is het "Treasurystatuut 2019-2022" ter kennisgeving aangeboden aan de raad en de auditcommissie.
Steeds vaker melden partijen zich bij de gemeente met het verzoek voor gemeentelijke garanties of geldleningen om hun doelen op gebied van sport, onderwijs / educatie, cultuur en welzijn te kunnen verwezenlijken. Het verstrekken van garanties en geldleningen is een belangrijk instrument om initiatieven met een publiek doel in de gemeente Horst aan de Maas te kunnen verwezenlijken. Als subsidiëring om welke reden dan ook niet aan de orde is, zou zonder deze facilitering dit doel niet bereikt kunnen worden.
Om alle aanvragen op een uniforme wijze te beoordelen is in 2021 de "Regeling garantstelling en verstrekking van geldleningen voor een publieke taak" opgesteld. Met deze regeling wordt beoogd het creëren van transparantie en eenduidigheid van beleid met betrekking tot het verstrekken van gemeentelijke garantstellingen en/of geldleningen. En tegelijkertijd wordt daarmee een ongewilde willekeurige beoordeling van inkomende aanvragen voorkomen. Daarnaast heeft deze regeling tot doel het transparant maken en beperken van de risico’s die de gemeente loopt bij verstrekking van garantstellingen en geldleningen. Deze regeling is een verdiepingsslag op het huidige treasurystatuut.

In de raadsvergadering van 21 september 2021 is de regeling door de raad unaniem aangenomen.

In Europees verband zijn afspraken gemaakt om de overheidsuitgaven nu en op langere termijn
houdbaar te laten blijven. Deze maatregelen zijn vertaald naar Nederlandse wetgeving. Zoals de
invoering van het verplicht schatkistbankieren (Wet Fido) en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof).

Schatkistbankieren (Wet Fido)

Gemeenten (maar ook provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen) zijn sinds 2013 verplicht om hun overtollige liquide middelen aan te houden in de schatkist bij het rijk. Ze mogen alleen positieve banksaldi voor het betalingsverkeer op eigen bankrekeningen aanhouden. Voor de omvang daarvan was een drempelbedrag ingesteld. Dat drempelbedrag was gesteld op  0,75 procent van het begrotingstotaal. Als in over een periode van 3 maanden de positieve saldi van de bankrekeningen dat drempelbedrag dreigen te overschrijden, dan moet een gemeente het meerdere storten op de rekening bij de schatkist van het rijk. Uit een evaluatie van het schatkistbankieren is echter gebleken dat de huidige drempel voor het schatkistbankieren te krap was vastgesteld. In plaats dat alleen overtollige liquide middelen in de schatkist belanden, moeten gemeenten bij de huidige drempel met grote regelmaat ook geld voor het normale betalingsverkeer bij de schatkist stallen. Dat veroorzaakt onnodige administratieve lasten. Met de verhoging van de drempel per 1 juli 2021 behoren die onnodige administratieve lasten tot het verleden. De drempel voor het schatkistbankieren is aangepast van 0,75 naar 2 procent van het begrotingstotaal – met een minimum van 1 miljoen euro. 
Doel van het schatkistbankieren een lagere EMU-schuld van Nederland. Die EMU-schuld hoort volgens het Verdrag van de Europese Unie lager te zijn dan 60 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Voor het berekenen van deze EMU-schuld mogen onderlinge schulden en tegoeden van de centrale overheid en de gemeenten (provincies en waterschappen) worden verrekend. Een andere reden voor de invoering van het schatkistbankieren was het voorkomen van onveilige beleggingen door decentrale overheden. Door de overtollige liquide middelen bij de schatkist aan te houden, lopen ze geen risico dat dit geld door bijvoorbeeld een faillissement van een financiële instelling in rook op gaat. Nadeel is wel dat decentrale overheden minder rendement halen.

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) / EMU saldo
Om hun financieringstekort te beheersen en terug te brengen, hebben de landen van de Eurozone
(Europese Commissie) in het Verdrag van Maastricht een norm afgesproken. Het nationale
financieringstekort mag niet meer bedragen dan 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP), waarbij de overheidsschuld niet hoger dan 60% van het BBP mag zijn.

Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare overheidsfinanciën ingevoerd. Daarin worden Europese
afspraken over de beheersing van de schuldenlast en het begrotingstekort vertaald naar nationale
wetgeving om te waarborgen dat het begrotingstekort binnen de perken blijft. Het aandeel van de
landelijke decentrale overheden in de berekening van het begrotingstekort van 3% bedraagt omstreeks 0,5%. Alle gemeenten samen nemen daarvan circa 0,27% voor hun rekening.

In de wet staat dat gemeenten een gelijkwaardige bijdrage moeten leveren aan het terugdringen van
het EMU-tekort. De EMU-tekortruimte voor decentrale overheden is voor jaren 2019 tot en met 2022 vastgesteld op 0,4% van het bruto binnenlands product per jaar. Deze ruimte zal worden onderverdeeld tussen gemeenten, provincies en waterschappen.

Er wordt aan de gemeenten geen sancties opgelegd als er toch sprake is van overschrijdingen. Daarnaast gelden de regels voor het maximale begrotingstekort niet voor elke gemeente apart, maar voor alle gemeenten samen. Dat betekent dat een gemeente of provincie die in een jaar fors investeert dat gewoon kan doen als alle gemeenten samen maar binnen de norm blijven. De vier grote gemeenten samen hebben een aandeel van 85% op de grootte van het tekort. Het aandeel van onze gemeente is uitermate gering.

In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV, art. 19) is de verplichting vastgesteld dat de
gemeenten ramingen van het EMU-saldo dienen te verstrekken over het voorafgaande jaar, het
actuele jaar en het volgende jaar. Met ingang van 2017 is conform de vernieuwing BBV de
ontwikkeling van het EMU-saldo voor de drie jaren volgend op het begrotingsjaar vereist in de
meerjarenbegroting.

De individuele overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) verstrekken onderstaande
gegevens jaarlijks aan het CBS. Indien hieruit blijkt dat op macroniveau het EMU-saldo overschreden
wordt, zullen de gemeenten, provincies en waterschappen hierover worden geïnformeerd. Zoals al eerder beschreven worden gemeenten (nog) niet afgerekend op een eventueel hoger EMU-tekort.

EMU-Saldo 2022

Omschrijving

2022

1

Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserve (zie BBV, artikel 17c)

12.972

+2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

3.970

+3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

4.709

-4

Uitgaven aan investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

-15.379

+5

De in mindering op onder 4 bedoelde investeringen gebrachte ontvangen bijdragen van het Rijk, de Provincies, De Europese Unie en overigen

1.171

+6a

Verkoopopbrengsten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

12

-6b

Boekwinst op desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

-

-7

Uitgaven aan aankoop van grond en de uitgaven van bouw, woonrijp maken e.d.

-3.259

+8a

Verkoopopbrengsten van grond (tegen verkoopprijs)

4.741

-8b

Boekwinst op grondverkopen

-1.322

-9

Betalingen ten laste van de voorzieningen

-4.900

-10

Betalingen die niet via de exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves worden gebracht en die nog niet vallen onder één van de andere genoemde posten

-

-11

Boekwinst bij verkoop van deelnemingen en aandelen

-

Berekend saldo

2.715

Financieringspositie
Voor een duidelijk beeld van de mogelijke risico's bij de financiering geven we aan welke omvang de
financiering binnen onze gemeente heeft. In onderstaande tabel staat de positie ultimo 2021.
Daarbij wordt de verhouding weergegeven tussen het Eigen en Vreemd Vermogen.

Financieringspositie

2022

Vaste activa

148.900

Grondexploitatie

-1.916

Totaal vaste activa

146.984

Eigen vermogen

71.126

Voorzieningen

14.838

Vreemd vermogen

94.068

Totaal vermogen

180.032

Financieringspositie

33.048

Verhouding:

Eigen vermogen

39,51%

Vreemd vermogen

60,49%

Financieringstekort

18,36%

Een tekort aan financieringsmiddelen wordt met externe financieringsmiddelen “kort of lang”
gefinancierd. Het keuzemoment voor het aantrekken van een vaste geldlening (‘lang-geld”) wordt naast
het inzicht in de geldstromen bepaald door:

  • de marktverwachtingen
  • de wettelijke bepalingen en
  • de toetsingscriteria van de provincie m.b.t. de kasgeldlimiet en de renterisiconorm (wet FIDO).

In 2022 is er vroegtijdig geanticipeerd, door het aantrekken van een tweetal langlopende leningen voor een totaalbedrag van € 35 miljoen, rekening houdende met de verwachtte forse investeringsbedragen en de stijgende rente.

In onderstaande grafieken ziet u

  • de ontwikkeling van de langlopende schulden in de afgelopen jaren

 2018 € 58.728.000. 2019 € 74.460.000. 2020 € 69.133.000. 2021 € 63.979.000. 2022 € 94.069.000.

Het is niet toegestaan alles met “kort geld” - een kasgeldlening - te financieren. Er zijn criteria
opgesteld voor de lokale overheden om te voorkomen dat in de toekomst men bij herfinanciering met
financiële tegenvallers wordt geconfronteerd. De kasgeldlening is een instrument waar door de lokale
overheden veel gebruik van wordt gemaakt omdat er in de markt momenteel een negatieve rente op
wordt gegeven door de verstrekkers van de lening.

Kasgeldlimiet

1e kw

2e kw

3e kw

4e kw

Omschrijving

2022

2022

2022

2022

Vlottende korte schulden

.

.

Opgenomen gelden < 1 jaar

65.000

65.000

0

0

Schuld in rekening courant

0

0

0

0

Gestorte gelden door derden < 1 jaar

0

0

0

0

Overige geldleningen niet zijnde vaste schuld

0

0

0

0

Totaal vlottende korte schulden

65.000

65.000

0

0

Vlottende middelen

.

.

Contante gelden in kas

4

7

7

6

Tegoeden in rekening courant

61.359

106.578

41.325

34.688

Overige uitstaande gelden < 1 jaar

0

0

0

0

Totaal vlottende middelen

61.363

106.585

41.332

34.694

Totaal netto vlottende schuld (1-2)

3.637

-41.585

-41.332

-34.694

Kasgeldlimiet

.

.

Begrotingstotaal (oorspronkelijke begroting)

117.655

117.655

117.655

117.655

Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

Kasgeldlimiet: (4 X 5 / 100)

10.001

10.001

10.001

10.001

Ruimte onder kasgeldlimiet (4-3)

6.364

51.586

51.333

44.695

Overschrijding van de kasgeldlimiet (3-4)

0

0

0

0

Risicobeheer: kasgeldlimiet en rente-risiconorm
De gemeente verstrekt enkel leningen of garanties aan derden uit hoofde van haar publieke taak.
Hiervoor is een besluit van de raad noodzakelijk. Om de budgettaire risico's te beperken, zijn twee
normen op grond van de Wet Financiering Decentrale Overheden van belang: de kasgeldlimiet en de
rente-risiconorm.

Kasgeldlimiet
Deze limiet heeft betrekking op leningen met een looptijd tot maximaal 1 jaar (max. 8,5% van het
bedrag van de begroting). Het gaat hierbij om renterisico’s van de vlottende schuld. Toegestane
instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en de
kredietlimiet op rekening-courant. Met het in werking treden van het schatkistbankieren moeten
overtollige gelden boven de normgrens van schatkistbankieren in de schatkist gestort worden. Van
andere uitzettingen was in 2022 geen sprake. Bij het aantrekken van financieringen voor langer dan
een jaar zijn uitsluitend geldleningen toegestaan.
De vlotte schuld wordt afgezet tegen de norm van de kasgeldlimiet. De kwartaalrapportages zijn
belangrijk voor het signaleren van mogelijke overschrijdingen. Als dit structureel is en er sprake is van
een overschrijding van drie opeenvolgende kwartalen, moet de gemeente met de provincie in overleg
over een beëindiging van de overschrijding. De gemeente wordt dan verplicht een vaste geldlening af
te sluiten (consolideren).

Uit onderstaand overzicht blijkt dat we in 2022 de kasgeldlimiet niet hebben overschreden.
De hoogte van de vlottende schuld is sterk afhankelijk van de mate en het tempo van uitvoering van geraamde investeringen en grondverkopen.

Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft betrekking op financieringen met een rentetypische looptijd van langer dan 1
jaar. De gemeente loopt renterisico over

  • dat deel van de leningenportefeuille dat in een jaar in aanmerking komt voor herfinanciering of renteherziening en
  • nieuw aan te trekken langlopende leningen.

Aansluitend op de geactualiseerde Wet Fido is per 1 januari 2010 de nieuwe Uitvoeringsregeling
financiering decentrale overheden in werking getreden. Vanaf dat moment wordt de risiconorm
berekend op basis van een percentage (20%) van het begrotingstotaal. Doel is het renterisico bij
herfinanciering te beheersen. Jaarlijks mogen de verplichte aflossingen en de renteherziening niet
meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Het schema hieronder laat zien dat we ruim onder de renterisiconorm zijn gebleven. De provincie
toetst de kasgeldlimiet en renterisiconorm uit hoofde van haar financiële toezicht.

,

Renterisiconorm en renterisico's vaste schuld

,

,

Omschrijving

2022

1a

Renteherziening op vaste schuld opgenomen gelden (o/g)

0

1b

Renteherziening op vaste schuld uitgeleende gelden u/g

0

2

Netto renteherziening op vaste schuld (1a-1b)

0

3

Betaalde aflossingen

4.911

4

Renterisico op vaste schuld (2+3)

4.911

.

Renterisiconorm

,

5

Begrotingstotaal

117.655

6

Het bij ministeriële regeling vastgestelde percentage

20%

7

Renterisiconorm

23.531

.

Toets renterisiconorm

.

8

Renterisiconorm (7)

23.531

9

Renterisico op vaste schuld (4)

4.911

10

Ruimte (+) c.q. overschrijding (-)

18.620

Nieuwe BBV richtlijnen Rente 2016
Om ervoor te zorgen dat in de begroting en verantwoording de totale rentelasten en de daaraan
gekoppelde financieringsbehoefte inzichtelijk zijn, wordt in de BBV voorgeschreven dat de paragraaf
financiering voortaan ook in ieder geval inzicht geeft in

  • de rentelasten,
  • het renteresultaat,
  • de financieringsbehoefte en
  • de manier waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend.

De commissie BBV adviseert hiervoor een renteschema op te nemen in de paragraaf financiering.
Onderstaande schema voldoet aan het genoemde advies.

Renteschema: Jaarrekening 2022

Omschrijving

a.

De externe rentelasten over de korte en lange financiering

1.724

b.

De externe rentebaten (idem)

-872

,

Saldo rentelasten en rentebaten

852

c.1.

De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend

-11

c.2.

De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend.

-216

c.3.

De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (=projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend

441

,

214

,

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

1.066

d.1.

Rente over het eigen vermogen

-

d.2.

Rente over de voorzieningen (die tegen CW gewaardeerd zijn)

-

,

Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente

1.066

e.

De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

1.282

f.

Renteresultaat op het taakveld Treasury

216

De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de
boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente wordt
vervolgens op consistente en eenduidige wijze toegerekend aan de individuele activa. Daarbij is
differentiatie per investering of taakveld niet toegestaan. Het bij de begroting (voor)gecalculeerde
omslagpercentage mag binnen een marge van 0,50% worden afgerond. Wijken de werkelijke
rentelasten die (over een jaar) aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast meer dan 25% af
van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden is
toegerekend, dan is een correctie verplicht. Dit is gerelateerd aan de fluctuaties van de rentetarieven
op de geldmarkt.

Deze pagina is gebouwd op 05/24/2023 17:05:48 met de export van 05/24/2023 11:14:42